Het externe veiligheidsbeleid heeft als doel het beperken van risico’s op calamiteiten met gevaarlijke stoffen waarbij dodelijke slachtoffers vallen. De risicobronnen zijn voornamelijk: Inrichtingen en transport van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen.
Door het Rijk, de provincies, de VNG en de Veiligheidsregio’s zijn in het kader van het programma Impuls Omgevingsveiligheid de volgende deelprogramma’s ontwikkeld voor de periode 2015-2018:
- Het deelprogramma voor de realisatie van lokaal externe veiligheidsbeleid. Dit bestaat uit de provinciale uitvoeringsprogramma’s externe veiligheid van de afzonderlijke provincies. De provincies voeren hierover de regie en hebben hiervoor middelen van het Rijk ontvangen.
- Het deelprogramma voor inrichtingen die vallen onder het Besluit risico zware ongevallen(Brzo) dat landelijk wordt aangestuurd door Rijk, Brzo-RUD’s en Zuid-Holland namens de gezamenlijke provincies.
- Het deelprogramma voor te stellen eisen aan de vergunningverlening in de zogeheten Publicatiereeks gevaarlijke stoffen dat landelijk wordt aangestuurd door Rijk, RUD’s en Zuid-Holland namens de gezamenlijke provincies.
- Het deelprogramma gericht op de voor de professionals benodigde informatie en kennisinfrastructuur dat landelijk wordt aangestuurd door de gezamenlijke provincies en dient ter ondersteuning van de andere deelprogramma’s.
Het deelprogramma lokaal extern veiligheidsbeleid staat centraal in het PUEV 2015-2018 en de Jaarrapportage PUEV.
In het programma 2015-2018 is vastgelegd dat Provinciale Staten jaarlijks als bijlage bij de jaarrekening een samenvatting van de PUEV jaarrapportage met een bestedingsoverzicht vaststellen.
Deelprogramma uitvoering lokaal externe veiligheidsbeleid
In het Provinciaal Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid (PUEV) 2015-2018 wordt gewerkt aan het realiseren van een adequate organisatorische en beleidsmatige borging en uitvoering van externe veiligheid regelgeving ten aanzien van ruimtelijke plannen en projecten, structuurvisies, routering, vergunningverlening, toezicht en handhaving.
De provincie vervult een regiefunctie op basis van afspraken die tussen het Rijk, IPO, VNG en Veiligheidsregio’s zijn gemaakt in het Bestuurlijk Omgevingsberaad in juni 2014.
Het zwaartepunt voor de uitvoering van het PUEV 2015-2018 ligt in de provincie Utrecht bij de Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU), de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD Utrecht), de Veiligheidsregio Utrecht (VRU) en de provincie Utrecht. Samen met de gemeenten Nieuwegein en Veenendaal (die overigens ook zijn aangesloten bij een regionale uitvoeringsdienst), vormen zij de PUEV projectgroep. In deze projectgroep wordt kennis gedeeld, worden problemen besproken en opgelost. Er zijn werkafspraken tussen deelnemers om elkaar bij ziekte en verlof te kunnen vervangen. De provincie voert de regie en is voorzitter van de projectgroep. In de projectgroep wordt de uitvoering van het programma gecoördineerd en vanuit de projectgroep vindt afstemming plaats met de gemeenten in de provincie.
Er is de afgelopen jaren veel vooruitgang geboekt op het gebied van externe veiligheid. Er is ervaring opgedaan met nieuwe regelgeving. De uitvoering van externe veiligheid is organisatorisch geborgd. Er is voldoende goed gekwalificeerde menskracht beschikbaar om regelgeving en beleid uit te voeren. Regelgeving op het gebied van externe veiligheid wordt standaard toegepast bij de vergunningverlening, handhaving van vergunningen en in ruimtelijke plannen. In 97% van de ruimtelijke plannen die aan de provincie werden voorgelegd in 2015, was externe veiligheid goed verwerkt. Overigens wil dit niet zeggen dat in gevallen waarin externe veiligheid niet goed meegenomen was, er sprake is van een gevaarlijke situatie. Het ging meestal om ruimtelijke plannen in het buitengebied waarin externe veiligheid minder nadrukkelijk aan de orde was.
Risico’s worden goed bijgehouden in het Risicoregister en vermeld op de Risicokaart. Externe veiligheid is geborgd in het provinciale beleid. In 50% van de gemeenten is externe veiligheidsbeleid ontwikkeld. Er is een landelijk expertisecentrum met een landelijke site (www.Relevant.nl) dat zorgdraagt voor kennisuitwisseling, introductie van nieuwe regelgeving, en de ontwikkeling van werkstandaarden.
De risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn na de inwerkingtreding van het landelijk basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in 2015, in de provincie Utrecht met meer dan 50% gereduceerd, door bronmaatregelen, routering (meer gebruik van de Betuweroute en de IJssellijn) en het vaststellen van een maximale risicoruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
In de provincie Utrecht is een provinciedekkend gemeentelijke routering opgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over provinciale en gemeentelijke wegen. In 2015 is met camera’s onderzoek gedaan naar het vervoer van gevaarlijke stoffen op het onderliggend wegennet in de provincie Utrecht. Uit het onderzoek komt naar voren dat het vervoer van de gevaarlijke stoffen, waarvoor gemeenten een gemeentelijke route hebben vastgesteld, is afgenomen en dat er nergens normen of richtwaarden worden overschreden. Het onderzoek geeft geen aanleiding voor de provincie om bepaalde provinciale wegen uit te sluiten voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Groepsrisico
Het terugdringen van overschrijdingen van het groepsrisico is niet wettelijk verplicht, maar is wel een provinciale doelstelling. Bij 5 inrichtingen wordt de ‘oriëntatiewaarde’ van het groepsrisico overschreden. In twee gevallen gaat het om een hele lichte overschrijding.
In het eindrapport basisnet is aangegeven dat bij snelwegen in Amersfoort (A1) en Utrecht (A2, A12, A27) de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico licht overschreden zal blijven. Ook langs het spoor in Amersfoort is er sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Deze is iets hoger dan langs de snelwegen.
Bij één gemeente (Nieuwegein) wordt bij een buisleiding van de Gasunie de oriëntatiewaarde overschreden op basis van de berekende maar feitelijk nog niet ingevulde bestemmingsplan capaciteit. De Gasunie heeft in 2014 en 2015 stappen gezet om deze overschrijding te reduceren. Effectuering vindt plaats in het voorjaar van 2016.
Financiën
Externe veiligheid | Begroting | 2015 |
---|---|---|
PUEV 2015-2018 | Uitgaven | |
RUD Utrecht/ODRU | 365.883 | |
BMI uren | Reguliere formatie | |
Overige bestedingen | 27.550 | |
Middelen mobiliteitsprogramma | 84.995 | |
Totaal | 478.428 | |
Inkomsten | ||
Rijksbijdrage | 312.325* | |
Reserve PUEV | 81.108 | |
Mobiliteitsprogramma | 84.995 | |
Totaal | 478.428 |
*Een bedrag van € 234.243,75 is als voorschot ontvangen.
Deelprogramma BRZO
Op 8 juli 2015 is de BRZO 2015 van kracht geworden. Het besluit vervangt het BRZO van 1999. Het besluit brengt wijzigingen met zich mee. Een aantal bedrijven zal niet meer onder het BRZO vallen en een aantal die er niet onder vielen vallen er nu wel onder. Voor de BRZO-RUD betekende dit een extra inspanning in 2015.
Met ingang van 2016 zijn provincies bevoegd gezag voor alle bedrijven die onder het Brzo en de Richtlijn Industriële Emissie categorie 4 (chemische industrie) vallen. De voorbereiding hiervan vergde in 2015 eveneens een extra inspanning.